Onze aanlegsteigers in het Maas-Waalkanaal, in de hoek bij de sluis in Heumen waren vanaf het oprichtingsjaar 1952 de thuisbasis voor de pioniers van de watersportvereniging Maas en Waal in hun open zeilboten.
Op 6 september 1950 komen vier mensen bijeen die samen wat willen gaan organiseren om de interesse in de watersport te bundelen. Wat later worden dat er acht. Men begon de enkele boten neer te leggen in het oostelijke hoekje naast de sluis naar het Maas-Waalkanaal. Via een smal steigertje, dat met staalkabel tegen het stenen talud hing, kon je op de boot komen die daar met de achterzijde aan lag afgemeerd. Er waren geen meerpalen; vóór lagen de boten vast aan een boei die met een kabel of ketting aan een zwaar zinkstuk vast zat. Ieder moest daarvoor zelf maar wat bedenken en uitvoeren.
’s Winters moest alles uit het water en boten konden er niet worden gestald. Stelt u zich eens voor: Een zestienkwadraat met handkracht uit het water halen om die vervolgens op een handkar!, lopend over de Rijksweg van de sluis van Heumen naar Nijmegen te brengen voor de winterstalling. Na het eerste jaar werd er al “gemoderniseerd”. Voor gezamenlijke rekening werd er een botenwagen op tankwielen gebouwd en in gebruik genomen. Transport (wéér over de Rijksweg) met zes fietsers; twee vóór aan de trekstang, twee links en twee rechts. Zó ontstond de watersportvereniging “Heumen”.
Op gegeven ogenblik lag er een heel rijtje zestienkwadraten maar er waren ook andere zeilbootjes en enkele kano’s. Die laatsten waren gebouwd van dunne planken grenenhout en door één persoon amper te tillen. Na de tewaterlating liepen ze soms sneller vol dan je ze kon hozen maar dat gold ook wel voor enkele zeilboten.
De mensen die er kwamen trokken met elkaar op en hadden elkaar ook veel en veel meer nodig. Je kende het wel en wee van de ander. Bij windstilte naar huis komen betekende peddelen, bomen of jagen. Ook kon je vaak een sleepje pakken aan één van de vele passerende, langzaam varende, volle kolenaken die via de Maas van de Limburgse mijnen kwamen en het Maas-Waal-kanaal in gingen. Een aantal zeilers beschikte toen nog niet over een buitenboordmotor. Het kleinste zeilbootje was een zeilkano gebouwd door Gerrit de Vink, die er nog mee deelnam aan zeilwedstrijden. Metaalwerk aan boord (wantputtingen, harpsluitingen, etc.) was van gegalvaniseerd ijzer. De zeilen waren van katoen; een kwaliteit die Egyptisch linnen werd genoemd. Het vlaggenschip was destijds het stalen kajuitzeiljacht de “Sterna”. Vóór de oorlog voor Wim Broekhuizen als casco geklonken en daarna met veel geduld en vlijt door hem afgetimmerd. Toentertijd was "De Sterna" een zeekasteel in onze ogen en er zat zelfs een binnenboord motor in.
Motorboten waren er in die begintijd niet want we sloegen ons op de borst met de kreet: "Dit is een zeilvereniging!" Grote en enige uitzondering daarop was de voorzitter “pa” Wildeman, een oudere baas, die verwoed visser was en vaak, samen met z'n maat "ome Henk", in een houten motorbootje ging varen.
Bijeenkomsten werden gehouden om gezamenlijk ergens heen te varen of dingen te doen. Zo waren er in het voorjaar de jaarlijkse kersentocht, vele weekenden naar de Niers of de baggerplas van Gennep. Ook waren er mensen die het leuk vonden gezamenlijke vakantietochten te maken.
In clubverband werd er op de Maas zeilwedstrijd gevaren. Deze werd op gegeven ogenblik omgedoopt tot de “Drie Provinciën Race” omdat die destijds op vaarwater door Gelderland, Noord-Brabant en Limburg werd gehouden. Hoogtepunt van de zeilwedstrijden in de regio waren de traditionele “Blauwe Wimpel-wedstrijden” te Grave waaraan wel 80 boten in vele verschillende klassen van start gingen en de Pannerden-Race waarbij van Nijmegen naar Pannerden en terug over de Waal gezeild werd. Door de nog meer avontuurlijke werd deelgenomen aan de Tiel-Gorkum-Race.
Zeilwedstrijd Lithoijen
Opname is gemaakt op het haven terrein van de wv “De Maaskant”. Het was rond 1960, op de eerste zeilwedstrijd georganiseerd door “de Maaskant” . De jochies Pieter Brittijn (14) en zijn broer Jim (13) mochten mee naar Lithoijen mits iemand van de vereniging een oogje in het zeil hield. Bernard ter Steege nam die taak op zich. Voor het eerst met hun sharpie’s door de sluis bij Grave en dan nog uren zeilen op onbekend water. Van dat zeilen kwam niet veel: wind viel weg en in stromende regen werden we door Bernards Juno (toen de grootste zeilboot in de haven) in een uren durende tocht naar Lithoijen gesleept. De foto is genomen na afloop van de zeilwedstrijden. (vlnr) Martin van Kempen, daarachter de kuif van Pieter Brittijn, Goos Brittijn (moeder van Pieter en Jim),Ria ter Steege, Bernard ter Steege, Jan Draaijer , Hans Kroeskamp, Herman Broekhuizen, Jim Brittijn, Bert Kocken, onbekend, Ans de vink, Gerard de vink.
Weinig of geen voorzieningen
Over de accommodatie van de “jachthaven” van toen kunnen we kort zijn. Het is veel sneller te beschrijven wat er was dan wat er niet was want er was eenvoudigweg niets, helemaal niets! In een tijd als deze is dat nog amper voor te stellen. Parkeergelegenheid was er natuurlijk niet maar die werd niet gemist want de enkele mensen die toen lid waren kwamen gewoon met de fiets. Geen clubhuis, laat staan een toilet. Geen stromend water, laat staan een douche. Geen elektriciteit, laat staan een elektrische lier of terreinverlichting. Een koelkast voor koude drank werd niet gemist want die hadden we thuis nog niet eens staan. Maar een mens wil blijkbaar steeds meer dus werden zaken veranderd om het leven te veraangenamen.
Om de boten en zinkstukken in het najaar de kant op te trekken werd een klein liertje op de kop getikt dat op een fundatie werd vast gezet. Het bleef echter elke keer weer een geweldige klus om de boten met behulp van dat piepkleine liertje tegen het steile talud op te krijgen. Het is wel voorgekomen dat de pal er niet goed werd opgezet en de last weer de bult af reed. Daarbij draaiden de zwengels zó vreselijk hard rond dat het levensgevaarlijk was erbij in de buurt te staan, laat staan die nog proberen te grijpen. Meer dan eens vloog de zwengel er af en moest ergens in het weiland weer worden gezocht (gelukkig niet het water in). Omdat de boten niet op de wal konden worden gestald moesten die dus op de meest primitieve botenwagens worden afgevoerd naar een stallingadres. Hoe die boten op de botenwagen vervolgens nog via een heel smal steil paadje (met een haakse bocht erin!) naar de weg konden komen is al helemaal een raadsel. De boten waren natuurlijk toen veel kleiner en dus ook stukken lichter maar dat er zeer veel "ellebogenstoom" voor nodig was dat zal duidelijk zijn. Er waren ook leden die 's winters ergens anders de boot eruit haalden.
Eind vijftiger jaren werd er een kanorek gebouwd en geplaatst en later nòg één zodat de kano’s onder een afdak lagen (dat is nu nog ons mastenrek). Omdat er aan de overzijde van onze locatie ruimte was werden daar boten met weinig diepgang afgemeerd aan een drijvend steiger. Er kwam een "clubhuis" in de vorm van een geroeste bak met huif van een oude vrachtwagen. Uiteraard geen stahoogte maar we hadden al een dak boven ons hoofd als het regende. We konden er schuilen en zelfs op eenvoudige houten banken langs de wanden zitten, een geheel nieuwe luxe. In deze tijd ontstond het fenomeen "erwtensoep" tijdens de (steiger)werkzaamheden; enkel en alleen omdat de toenmalige voorzitter daar zo gek op was en zijn vrouw bereid bleek een flinke teil soep te maken en mee te nemen. Op gegeven ogenblik werd door de plaatselijke smid een pijp de grond ingeslagen waarop een weilandpomp gemonteerd werd. Het water dat opgepompt werd was in het begin niet helemaal helder maar volgens de controle op een laboratorium was het goed drinkbaar en velen hebben het drinken ervan overleefd. Drinkwater werd toentertijd aan boord meegenomen in een mandfles want er waren nog geen plastic jerrycans. De geldmiddelen waren verwaarloosbaar gering en bijna theoretisch. Dat kon ook haast niet anders met een contributie van tien gulden per jaar en geen liggeld. Toen de heer F. van Hulst, eind vijftiger jaren voorzitter werd, bleek er fl. 2,50 (nee, dit is geen typefout!) in de kas te zitten en dat stond nog geboekt ook!
Omdat er geen clubhuis was werden Algemene Jaarvergaderingen en andere bijeenkomsten gehouden in gehuurde zaaltjes in Nijmegen. We keken onze ogen uit naar de fantastische dia’s die een professionele fotograaf toonde van de wereldkampioenschappen zeilen te Rimini in Italië. Er komt vraag naar een clubvlag. Ook vindt men “zeilvereniging Heumen” niet meer passen. Via een prijsvraag waaraan iedereen meedoet krijgen we de meest vreemde ideeën te horen waaronder “De Maas en Waal-kanaalvaarders” (niet serieus bedoeld). Uiteindelijk wordt het met meerderheid van stemmen “Maas en Waal”. Als vlag passeren vele ontwerpen de revue. Gekozen wordt voor een bestaand ontwerp; de PAM-vlag (er hangt er nog één in het clubhuis). Eén van de leden werkt bij deze oliemaatschappij en kan aan wimpels komen. In de (olie)druppel, die wij als waterdruppel zien, komen de letters M en W. Nog later, als er nieuwe gemaakt moeten worden, wordt de rode kleur veranderd in blauw omdat men dat beter vindt passen bij de watersport.
De scheepvaart door het Maas-en-Waalkanaal veranderde meer en meer van sleepslepen naar motorschepen. Het motorvermogen van de schepen nam toe en daarmee ook de vaarsnelheid. Dat betekende dat schepen die de sluis uitvoeren flinke golven produceerden waarop de bootjes aan de steiger lagen te bonken. Boten met zalingen aan de mast konden niet meer naast elkaar liggen. Dat meerlijnen knapten was geen bijzonderheid meer.
Wanneer Rijkswaterstaat oude plannen uit de kast trekt voor een extra sluis (waarvoor bij de bouw van de eerste al terrein gereserveerd was) is het zeilclubje een lig-in-de-weg. Van uitbreiden van activiteiten kan sowieso geen sprake meer zijn. Is er elders misschien een betere locatie?
Na heel veel overleg en plannen maken wordt besloten een terrein aan te kopen langs de Maas bij Heumen. Voor deze geweldige investering wordt een lening uitgeschreven; veel leden kopen aandelen. Er wordt een grote jachthaven gegraven en die kan op 1 juni 1969 feestelijk worden geopend. De verhuizing van de hoek bij de sluis naar de huidige jachthaven was een grote overgang. We hadden nu de beschikking over een echte helling en aan één zijde waren er steigers en konden boten aan de achterzijde worden afgemeerd aan houten meerpalen. Nog vóór de opening van de jachthaven is de afspraak gemaakt met de schipper Gerrit de Valk en zijn vrouw Grada die gestopt zijn met werken maar nog op hun sleepboot “TWIOD” (te werken is ons doel) wonen. Ze mogen in de haven komen liggen waarbij Gerrit als havenmeester zal fungeren en toezicht op de schepen houdt.
Er konden meer leden worden aangenomen omdat we veel meer ruimte hadden gekregen. We willen een mogelijkheid behouden eerst te zien wie er zich aanmelden en hoe die binnen de club bevallen. Tenslotte waren we alleen geïnteresseerd in leden die ook aan alle werkzaamheden wilden deelnemen om de contributie laag te kunnen houden. Het systeem van "jaarliggers" werd van kracht. Tegenwoordig noemen we dat de aspirant-leden.
Bijna iedereen onderhoudt zelf zijn boot maar er zijn ook leden die zelf een nieuwe boot willen bouwen. Overwegend is dat nog houtbouw en plakhout is goedkoop (doch zeer arbeidsintensief). Op mallen wordt een vrijheid gemaakt van stroken fineer met watervaste lijm. Een letterlijk naadloze boot die dus niet meer lekken kan. Aangemoedigd door de goede resultaten bouwen twee leden thuis kajuitjachtjes van plakhout; het blijkt een heidense klus en het duurt jaren langer dan gepland voordat er gevaren kan worden.
Vakantie anno 1975
Met een groepje naar Batenburg en daar in het uitwateringskanaal afmeren.
Midden in de uiterwaarden rustig en de kinderen mochten met de bijbootjes varen op de uitwatering.
Het begin van de zeventiger jaren staat in het teken van de verdere opbouw van de jachthaven. Vrij snel na de opening van de haven wordt een houten kantine geplaatst. Een klein vierkant gebouwtje, het “Praathuis” genaamd, met in het midden een grote ronde oliekachel en verlichting door middel van gaslampen. In november 1971 wordt Tino Wijdeveld voorzitter van de vereniging. Vrij snel hierna wordt een aantal zaken in beweging gezet. De kantine wordt vervangen door het huidige clubhuis, een voormalige directiekeet die de vereniging op de kop heeft weten te tikken. Door eigen leden wordt deze geplaatst en voorzien van een toilet, een douche, een keukentje en een bar. Om dit project te financieren wordt een nieuwe obligatielening uitgeschreven.
In 1972 wordt het slepertje van Gerrit en Grada wordt voor de sloop verkocht, maar blijkt later toch niet gesloopt. De buitenmatel van de gloeikopmoptor was (door te laat aftappen) kapotgevroren. De huidige (2020) eigenaar heeft de motor vervangen voor een nagenoeg gelijk type, de TWIOD vaart weer rond. Het sleepbootje, met een kleine kajuit, bedstee, een antiek vierkant stuurhuis, heeft voor dit stel bijna heel hun leven als bedrijfsmiddel en woning gefungeerd. De naamborden hangen nog in ons clubhuis. Gerrit en Grada gaan in een stacaravan op het haventerrein wonen.
In juni 1973 gaan door brand, die op een afgemeerde motorboot is ontstaan, twee schepen verloren en is er schade aan de nog nieuwe steiger.
In 1975 wordt de inmiddels tweede kantine nog uitgebreid met een entree, extra toiletten en het zogenaamde “werkhok”, waar door met name Wim van Broekhuijsen en Gerard de Vink vele uurtjes worden doorgebracht. Later wordt deze ruimte ook nog gebruikt als uitgiftepunt voor vlees, vis en dergelijke bij feesten en barbecues. De kantine krijgt de toepasselijke naam “de Binnenloper”. Er wordt een elektriciteitskabel gelegd naar “de bewoonde wereld van” Heumen en er wordt een waterleiding en elektriciteit op de steigers aangelegd.
Weer later wordt de helling, die uit kostenbesparende overwegingen slechts bestond uit afgedankte betontegels, vervangen door een zware betonbaan, een enorme klus die door een groot aantal vrijwilligers, onder leiding van Roel Ebbelink en Bert Kocken, geklaard is.
In de jaren 70 verandert het haventerrein met de regelmaat van de klok in een kleine jachtwerf. Gerard de Vink ontpopt zich als een ware scheepsbouwer en bouwt, samen met Ferry Groeneveld, bij Lieskamp in Mook twee stalen casco’s van grundels, die op het haventerrein verder worden afgebouwd. De “Hanneke” en “De Groene Joffer” worden in het voorjaar van 1973 gedoopt en te water gelaten. Hierna wordt gestart met een stalen zeiljacht voor Jo Suilen, de “Eendracht”, een ‘ Parkhood 28’, gevolgd door de “Gracias”, een verlengde versie hiervan voor Cor van der Gracht. Ook worden er van her en der aangevoerde casco’s door leden afgebouwd, bijvoorbeeld de twee stalen Wi-bo’s van Bert Kocken en Jan Kieboom, de stalen motorjachten van Leo Turlings en Jan de Nooij. Veelal was op de “jachtwerf” een sleutelrol weggelegd voor Wim van Broekhuijsen die alles aftimmerde. Er waren in die tijd maar weinig schepen waar niets van zijn hand aan zat, van naambordje tot compleet interieur. Met zijn eeuwige sjekkie op zijn lippen was hij altijd van de partij om allerlei adviezen te geven aan de bouwers. De laatste compleet door hem afgetimmerde boot, de motorvlet van Gerrit du Croix, is ook naar hem vernoemd, de “ Willem”.
Ook buiten het haventerrein wordt er noest gewerkt. Roel Ebbelink bouwt achter in de tuin een stalen zeiljacht de “Spirit” . Dit wordt op een zaterdagmorgen met veel spektakel door een enorme kraan over het huis getild en naar de haven vervoerd. Jan Dalhuisen bouwt op het terrein van Smit Draad te Nijmegen het grootste motorjacht van de haven. De verslagenheid is groot als dit schip op tweede Pinksterdag 1973 in brand vliegt, nadat er brand is ontstaan op het naastgelegen motorjacht van Albert Matthijssen. Er ontstaat een enorme ravage doordat de schepen door de brandweer tot zinken worden gebracht. Na dit voorval wordt een limiet gesteld aan de lengte van de schepen; deze mogen niet langer zijn dan 12,50 meter.
Winter 78-79
Het resultaat van het ijs dat met het stijgende water mee omhoog kwam: een van de passantensteigers is vernield. Om verdere schade aan de palen in de haven te voorkomen, werd een arbeidsintensieve en niet ongevaarlijke poging ondernomen, om het ijs uit de haven te verwijderen.
In de zeventiger jaren is men ook begonnen met meer evenementen. We kenden voorheen eigenlijk alleen de zogenaamde kersentochten en de verschillende zeilwedstrijden, waar de echte fanatiekelingen altijd present waren. Men begon met de organisatie van de “Pinksterweekenden”, waarbij het “wij-gevoel” centraal staat. We gingen als het ware als een hele Maas en Waal-familie op pad. Ook de barbecue-avonden, bedacht en georganiseerd door Jo Suilen, die toen in de vleeswereld zat, waren zeer gewild. Door de dames werden ’s middags honderden vleespennen geregen. Deze worden, samen met de vis van Jan Overmeer, aan de man gebracht in het tot visstal omgebouwde werkhok.
Als afsluiting van het seizoen op het water wordt de “puzzeltocht” bedacht, iedere keer door twee of drie andere leden georganiseerd. In de winterperiode wordt de bingoavond bedacht en georganiseerd door “Bingo-Bets” Groeneveld, aan wie je bij iedere valse bingo een citroenjenevertje moest geven. Bets werd later opgevolgd door Henk Frederiks. Ook de film- en dia-avonden en de canavalsavond, met buutreedner Gerard de Vink worden massaal bezocht.
In november 1973 wordt de Federatie Watersport Midden Maas opgericht, waarin Maas en Waal vanaf het begin af aan meedoet, onze voorzitter, Tino Wijdeveld, is een van de medeoprichters van de Federatie. De Federatie is er voor de belangenbehartiging voor de verengingen naar overheden en dergelijke. De oorsprong van het huidige Federatieweekend ligt bij “Admiraal 1977” in Grave, waarbij bijna alle schepen uit de regio aanwezig waren om het jubileum van deze vestingsstad luister bij te zetten door een vlootschouw te verzorgen en ’s avonds verlicht langs de stad te varen. Bijna alle schepen van Maas en waal waren hierbij aanwezig.
In de najaarsvergadering van 1979 wordt bijna het hele bestuur vervangen. Tino Wijdeveld geeft de voorzittershamer door aan Jan Kieboom en tevens begint Ben Harmsen aan zijn bestuursperiode als secretaris. Het nieuwe bestuur wordt geconfronteerd met de bouw van de nieuwe Maasbrug voor de A73, waar in de zomer van 1980 mee begonnen wordt. De brug zelf is gereed in 1982 en in 1986 is de nieuwe snelweg A73 in gebruik. Het is gedaan met de stilte en dag en nacht davert er sindsdien steeds drukker worden (vracht)-verkeer overheen.
In 1980 wordt de vereniging voor het eerst in haar bestaan geconfronteerd met extreem hoog water, waarbij zelfs de toegangsweg helemaal onderloopt. Allerlei noodvoorzieningen zijn noodzakelijk doordat onder andere de meerpalen geheel onder water zijn verdwenen. Dit hoogwater wordt in de winter van 1983-1984 nog overtroffen, waarbij het water tot circa 50 centimeter hoog in de kantine komt te staan. Boten komen los te drijven of lopen vol en zelfs de caravan van Gerrit en Grada de Valk loopt onder water. Op het laatste moment, als het water al in de caravan staat worden zij met de roeiboot geëvacueerd naar hun familie in Heumen. Helaas is de evacuatie van de bijna nieuwe auto van Gerrit niet meer mogelijk, deze komt tot de stoelzittingen in het water te staan. De schade blijft verder redelijk beperkt, maar de modder die na het zakken van het water achterblijft is vreselijk. Het bordje aan de bar, gemaakt door Wim Broekhuijsen, met het opschrift “ in negentien tachtig en vier, stond het water tot hier” herinnert ons hieraan. Gerrit de Valk overlijdt in 1984.
Het lijkt wel of ieder bestuur zijn eigen kabels legt; er komen allemaal nieuwe kabels en waterleidingen naar de steigers. Deze worden nu in het talud gelegd om koel water op de steigers te krijgen. Verder worden er verwoede pogingen gedaan om het vervelende “ploffen” van de kachel in de kantine tijdens drukke bijeenkomsten, zoals algemene ledenvergaderingen en dergelijke, tegen te gaan.
Begin jaren -80 / Zomervakanties op de Kraaij
Rond 1980 was de Kraaijenbergse plas de vaste stek van Maas en Waal. Hele vakanties werden er door leden van de vereniging doorgebracht. Op de foto Truus en Pieter Brittijn in de weer met het ontbijt : eieren met spek.
Voor de in de haven opgroeiende jeugd wordt ook het nodige georganiseerd. Henk-Jan Pool start als evenementen-commissaris met jeugdzeillessen in Piraatjes en Optimistjes. Later worden de jeugdweekenden op de Kraaijenbergse Plassen georganiseerd. Deze plassen zijn een waar oord voor de jeugd. De jongeren kunnen er volop zwemmen, surfen, zeilen, vuurtje stoken en hutten bouwen. Bijna ieder weekend en zelfs hele vakanties ligt er een grote groep schepen van Maas en Waal bij elkaar aan “de overkant”. Er worden pannenkoeken gebakken voor de kinderden en ’s avonds de grootst mogelijke kampvuren gestookt. Er ontstaat zelfs competitie tussen verenigingen, wie het grootste kampvuur heeft en door opperstoker Jo du Croix wordt een “stokersexamen” afgenomen.
Er komen steeds grotere schepen in onze haven. Door het "trekken" van twee palen en het plaatsen van één paal worden dan van drie ligplaatsen twee bredere ligplaatsen gemaakt. Voor dit soort werk is een eigen vaartuig, een mini hijsbok, "De Hijsvink" ontwikkeld en onder leiding van Gerrit de Vink gebouwd.
Aan het eind van de jaren tachtig wordt Pieter Brittijn voorzitter van de vereniging. Door de aangescherpte milieu-eisen wordt regelmatig overleg met allerlei overheidsinstanties noodzakelijk. In vrij korte tijd moeten allerlei voorzieningen worden gerealiseerd om de vereniging nog te kunnen laten voldoen aan de milieu-eisen. De vereniging wordt meer en meer een bedrijf en wordt ook als zodanig door de overheid aangesproken.
Na graafwerkzaamheden onder de operationele leiding van Harry Schellekens werd de haven aangesloten op gas, riolering en elektriciteit. Dat gaf op de haven heel veel gegraaf. Maar met de hulp van maar liefst 52 leden werd de graafklus in een weekeinde grotendeels geklaard. Van een partij geschonken stapelstenen werd een bloembak gebouwd, maar voordat de grond er in kwam werd Pieter Brittijn ( de schop nog in de hand) er ingelegd. Het paste precies, zijn vrouw Truus had er nog wel een bloemetje voor over. Jos Wessels kijkt lachend toe.
Tijdens de druk bezochte werkdagen in 1990 en 1991, waarbij veel mensen de handen uit de mouwen gestoken hebben, is een rioolpersleiding vanaf het clubhuis naar Heumen gelegd, waarbij er meteen een aansluiting op het aardgasnet is gemaakt en de elektrische voedingkabel werd verzwaard.
We hebben afscheid moeten nemen van de vertrouwde oliegestookte kachel in het clubhuis en konden, dankzij de nieuwe aardgasleiding die gelegd werd, een gasgestookte centrale verwarminginstallatie in gebruik nemen. De grote oude olietank, een vervuilingsrisico bij hoog water, is afgevoerd.
De elektrische lier moest ook worden aangepast. Er komt een kolossale nieuwe fundatie en als de lier er weer op staat wordt die omkast. De installatie en het gebruik ervan wordt geheel volgens ARBO-regels. Zo is ook de huidige “lierploeg” ontstaan.
Nadat de laatste boten in 1992 uit het water waren is, in de winter die volgde, de helling aangepast en voorzien van een opvanggoot om afspuitwater met antifouling volgens de nieuwe regels te verwerken. Een heel opvangsysteem dat aan allerlei milieu-eisen voldoet wordt in gebruik genomen. Lozing op het oppervlaktewater was daarmee ten einde.
In het voorjaar van 1992 vierden we op grootse wijze het 40 jarig jubileum van onze vereniging.
Kwam het water in 1984 nog tot ongeveer 50 centimeter boven de vloer in het clubhuis, met Kerstmis 1993 steeg het tot barhoogte! Beweerd werd dat een dergelijke waterstand gemiddeld maar eens in de 250 jaar voor zou komen. In februari 1995 kwam er echter nòg hoger water en stond het water een paar centimeter boven het barblad. De lantaarnpalen in de haven bij de steigers gingen helemaal onder. Schepen gingen met trailer en al drijven en de zaak werd driemaal daags vanuit een roeiboot in de gaten gehouden. Het clubhuis overleefde deze zware aanslag, maar het was absoluut een modderbad. Een zeer moeilijke tijd voor Maas en Waal, maar dankzij hulp van vele vrijwilligers hebben de zaak weer op orde gekregen.
Hoogwater Kerst 1993
Zoveel mogelijk werd “hoog” gezet maar de rotzooi was er niet minder om. Het gehele clubhuis, bedekt onder een laag slikDe natte dan wel vochtige rommel werd buiten gezet op binnen te kunnen schoonmaken.
Behalve de periodieke hoogwaterstanden waren er ook zeer lage waterstanden. In de zomer van 1976 liet Rijkswaterstaat alle stuwen openen en liep de Maas geheel leeg. Je kon lopend naar de andere kant en de scheepvaart lag stil. Men heeft toen fundaties van kaden, sluizen en bruggen geïnspecteerd. Ook tijdens de winters van 1985, 1986 en 1997 liep de Maas leeg omdat de stuwen wegens ijsgang moesten worden gestreken. Onze haven was leeg en je kon er in rondlopen. Ook kon je lopend van de ene naar de ander kant dwars door de haveningang.
In 1998 ruilt Ben Harmsen het secretariaat voor het voorzitterschap van de vereniging. Onder zijn leiding wordt de vervanging van de steigers ter hand genomen. Na ruim 30 jaar trouwe dienst en de nodige reparaties, was het niet zinvol meer de bestaande steigers opnieuw te repareren. Vervanging door een bedrijf bleek enorm kostbaar. Naar heel veel uitzoek- en organisatiewerk en overleg met Rijkswaterstaat en de gemeente, werd een eigen ontwerp gemaakt waarbij materialen optimaal konden worden gebruikt en een maximaal aantal leden kon worden ingezet om de kosten te beperken. In de winter van 1999 - 2000 werd alles in gang gezet en aan het begin van het nieuwe vaarseizoen konden de boten aan de nieuwe steigers afmeren.
In september 1999 verhuisde Grada de Valk naar het bejaardenhuis in Malden. Ze had sinds het overlijden van haar man Gerrit in 1984 alleen in de caravan gewoond en de situatie begon voor haar steeds nijpender te worden. De caravan was door drie keer hoogwater dusdanig aangetast dat tot vervanging werd besloten.
Het clubhuis wordt slechter en slechter en steeds laaien discussies op; iets nieuws/anders of nog opknappen. Men besluit tot opknappen. Er komt een nieuwe dakbedekking op die minder onderhoud vergt en goed waterdicht blijft. Rotte delen worden vervangen.
In 2001 heeft de kantine een extra grondige opknapbeurt ondergaan waarbij slechte fundatiebalken werden gerepareerd en de gevels van nieuwe beplating werden voorzien. Hiermee kan ons clubhuis nu weer geruime tijd mee. Zo konden we in het voorjaar 2002 iedereen ontvangen om het 50-jarig jubileum van onze vereniging te vieren. Het weiland waar vroeger de boten in de winterperiode werden gestald, is voorzien van een Stelcon-platen vloer zodat verplaatsing van boten op de botenwagens een stuk makkelijker is geworden. Begin 2004 is begonnen met het in eigen beheer plaatsen van een damwand langs de helling (om onderspoeling te voorkomen) en aan de noordzijde van de haven. Hierbij is al rekening gehouden met de komende waterpeilverhoging van de Maas van een halve meter om grotere (duw)scheepvaart, in het kader van het Maasroute-project van Rijkswaterstaat, mogelijk te maken.
De plaats waar Maas en Waal ooit begon is totaal veranderd. Nadat het verkeer over de nieuwe vaste brug over de sluis kon gaan ging de hefbrug buiten bedrijf. Jaren later is die brug, het markante kenmerk over de sluis naar het Maas-Waalkanaal, gesloopt. Vanaf de bouw, eind twintiger jaren, tot 1991 was dit kunstwerk het visitekaartje van Heumen voor de passerende plezier- en beroepsvaart. De doorvaartregeling voor schepen door de sluis werd geautomatiseerd waarna de sluiswachters, die 70 jaar lang hier hadden gewerkt (en ook een oogje in het zeil hielden op onze bootjes toen we daar nog lagen) konden vertrekken.
Verandering in het vaargedrag.
De boten worden groter en groter en de kwaliteit van de vaartuigen is duidelijk toegenomen. Langzaam maar zeker worden (kleine) zeilboten vervangen door (grote) motorboten. De tochten die we maken gaan steeds verder van huis. Wat vroeger een expeditie naar de Biesbosch was is nu een tochtje naar Frankrijk en België geworden. Het kanovaren op de rivieren is in Nederland bijna geheel verdwenen. Het surfen op de plassen en vooral aan het IJssel-meer en zee is voor veel jeugd een nieuwe sport geworden. De nieuwste vorm van watersport, de jet-ski dringt zich op en vele watersporters zien die ontwikkelingen met scepsis aan.
Het vaargebied is ook veranderd in al die jaren. De grote S-bocht in de Maas bij Boxmeer werd door een flauwere rivierloop rechtgetrokken. De sluis bij Sambeek werd met twee nieuwe schutsluizen naast elkaar uitgebreid om het aantal wachtende schepen te beperken. In de zestiger jaren lagen hier veel schepen op de rivier geankerd te wachten (soms langer dan een etmaal) om geschut te kunnen worden. De sluiting van de kolenmijnen in Limburg was het einde van de drukke vaart met grote aken achter slepers. Ook de oude (nog handbediende) schutsluis in Grave ging uit gebruik en nu wordt alleen nog maar de nieuwe sluiskolk ten noorden van de oude schutsluis gebruikt. Het voordeel hiervan is dat je, varend met je zeilboot naar het westen, eerst zakt in de sluis die nu ten oosten van de brug ligt. Je hebt dus meer kans om zonder te hoeven strijken onder de brug door te kunnen varen wanneer je mast tenminste niet al te hoog is. Het wateroppervlak aan de Maas neemt jaarlijks toe door de vergroting van de zand- en grindgaten. Het wateroppervlak bij Maasbommel is door zandwinning, uit een gebied tussen een oude rivierbocht en de huidige gekanaliseerde Maas, enorm vergroot en er werd een geheel nieuw recreatiegebied gerealiseerd. Dat gebeurt nu bij Niftrik. De Kraayen-bergse Plassen, pal tegenover de huidige jachthaven, worden nog steeds elk jaar stukken groter en het einde is nog niet in zicht. Grote gedeelten zijn daarvan nu klaar. Dat heeft ook nadelen want een baggerplas in wording is voor de watersporter, die van zandstrandjes en kampvuren houdt, natuurlijk het einde. Als zo’n gebied na de zandwinning door een recreatieschap geëxploiteerd gaat worden komen er steeds meer regels en borden en veel van wat vroeger wel mocht is nu verboden.
Toen de kolenmijnen gingen sluiten verdwenen de grote sleepschepen voor de kolentransporten. De motorschepen van de binnenvaart werden groter en het motorvermogen en daarmee de snelheid nam toe. De duwvaart kwam op de Maas. In de nabije toekomst zal de Maas geschikt gemaakt zijn voor twee-baks duwvaart waarvoor het waterpeil zal worden verhoogd om de vereiste diepgang te bieden. De bekende veerdienst bij het dorpje Katwijk met zijn "God met ons” is reeds lange tijd uit de vaart. Hetzelfde geldt voor het kleine voetveertje bij St.-Agatha. De veerpont bij het stadje Cuyk is, na een tijdje weggeweest te zijn, weer opnieuw, maar nu wat westelijker, in de vaart gebracht.
Op de plaats waar die pont vroeger aanlegde is er nu een passantenhaven gebouwd waar je overdag wel mag afmeren (voor het halen van boodschappen) maar beslist niet mag overnachten. De karakteristieke aanblik van het kerkje van Mook, liggend aan de Maasoever tussen eeuwenoude bomen, is sterk veranderd. Alle grote bomen zijn gerooid en tussen het kerkje en de huidige passantenhaven (waar vroeger de boot van Rijkswaterstaat lag) ligt nu een betonnen brede trap naar de kade. Doordat de (motor)schepen op de rivier steeds groter en sneller werden heeft Rijkswaterstaat de oevers overal tegen golfslag beschermd met steenstortingen. Het met de boot tegen een strandje tussen de kribben gaan liggen kan dus haast niet meer. De nieuwe autosnelweg A73 kruist de Maas vlak naast onze jachthaven zodat er nu dag en nacht een overvloed aan verkeerslawaai is. De doorvaarthoogte van de brug (10 m.) is voor vele zeilers een beperking en men moet, varend richting Grave, de mast (gedeeltelijk) strijken. Bij de zeilwedstrijden van Maas en Waal kunnen de grotere schepen dus alleen varen tussen de jachthaven en de kop van het Maas-Waalkanaal. Er is de laatste jaren ook veel langs de Maas veranderd door dijkophoging en dijkverlegging. Er worden nu ook op diverse plaatsen “nevengeulen” gegraven voor de dieren- en plantenwereld terwijl ’s winters het water beter naar zee kan stromen.
Met het milieu op de Maas schijnt het beter en beter te gaan. Wanneer ik onze beroepsvisser moet geloven dan zitten er zo'n 50 verschillende vissoorten nu in de rivier. De rivierkreeftjes zijn terug en soms wordt er zelfs een verdwaalde zalm of een meerval gevangen. Een goede indicatie is dat het aantal futen en aalscholvers, dat de hele dag door vis eet, stijgt. De Maas wordt de laatste jaren meer en meer ontdekt en gepromoot, door instanties als de stichting "Recreatie Maasoevers", als ideaal vaargebied voor motorboten. Recreatieplannen worden gesmeed en gemeenten en projectontwikkelaars slaan de handen ineen. Passantenhavens bij plaatsen zijn aangelegd o.a. bij Cuyk, Mook, Grave en Ravenstein.
Maas en Waal gaat door met plannen maken voor de toekomst. Gedacht wordt aan het verbeteren van het clubhuis met een "natte hoek" voor toilet- en douchegelegenheid. Dat is moeilijker geworden nadat Rijkswaterstaat veranderingen aan gebouwen in het stroomgebied aan scherpe controlemaatregels heeft gebonden. Om de financiële balans in onze vereniging gezond te houden zijn de bedragen van contributies, liggelden en consumptieprijzen aan de bar een aantal malen verhoogd. Ter stimulering van het vrijwilligerswerk kunnen de “doeners” een niet onaanzienlijk deel van hun betalingen weer terugverdienen door mee te werken op de georganiseerde werkdagen en werkavonden. Daarmee proberen we ook de teamgeest te versterken en de kosten te beperken. De bedragen die men thans betaalt voor contributie en liggeld lijken niet meer op de bedragen die gerekend werden in de jaren vijftig toen alles begon. Al met al loopt "onze vereniging Maas & Waal", ook na vijftig jaar, nog prima. We hebben nog steeds een kleine honderd (aspirant)leden en donateurs. De haven ligt geheel vol en meer boten kunnen er (helaas) niet meer bij.
De tijden veranderen en dat merk je natuurlijk dus ook in het verenigingsleven. Wat vroeger dè hobby was (meer geld en tijd was er meestal niet) is nu één van de vele hobby’s geworden. We beschikken over veel meer vrije tijd; langere vakanties, ADV-dagen en de VUT. Maar in de praktijk blijkt dat er niet automatisch meer tijd aan en op het water wordt doorgebracht; in tegendeel we gaan met andere vervoermiddelen naar het buitenland. Ook is het moeilijker geworden om voldoende mensen bereid te vinden een (klein) gedeelte van die vele vrije tijd beschikbaar te stellen om werk voor de vereniging te doen. We hebben het te druk met allerlei zaken voor ons zelf.
Gelukkig kunnen nog steeds vele werkzaamheden in eigen beheer binnen onze vereniging verricht worden door de leden. De bar wordt gerund door de "bar-commissie". Wanneer er in het voorjaar en najaar werkdagen worden georganiseerd komen er zeer veel leden opdraven om allerlei klussen op te knappen die nodig zijn om het terrein, de haven en het clubhuis in stand te houden en te verbeteren. Daarvoor krijgt men een groot gedeelte van de betaalde jaar-contributie terug maar we nemen aan dat dat niet de enige reden van de grote opkomst is. Tussendoor zijn er regelmatig avonden (de eerste woensdag van de maand tijdens het vaarseizoen) waarop er door een aantal mensen wordt gewerkt aan onze jachthaven en, of bezittingen. Wij hebben er, hopelijk samen met alle leden, nog heel erg veel zin in!
Leo van Hulst en Bas ter Steege
Foto's en toelichting (cursief): Truus en Pieter Brittijn
Zie voor meer historische afbeeldingen: https://wsvmaasenwaal-site.e-captain.nl/fotoboek/historisch-fotomateriaal